'Doe maar rustig aan,' flapte ik eruit. Ik zou er weer aan moeten wennen om alleen te wonen. Ik deed mijn ogen even dicht.
'Waarom probeer je hem niet terug te krijgen?' zei Julie.
'Waar heb je het in godsnaam over?'
'Niet zo schreeuwen. Over Albie. Ik wed dat hij jou ook mist. Elk verstandig denkend mens zou jou missen.'
'Ik wil hem niet terug.' Tot mijn verbazing was dat niet echt gelogen. Hij was zelf weggegaan, en als hij me miste, zou hij dat in de armen van een andere vrouw doen. Hij zou me missen terwijl hij het gezicht van iemand anders tussen zijn handen hield. Dus ik verlangde niet naar hem. Ik verlangde naar iemand die alleen van mij was. Ik wilde de allerliefste zijn. Dat wil bijna iedereen wel, toch?
17
Ik was moe, ik had licht opgezette klieren en een zere keel die bij het slikken aanvoelde als glas en grind. Ik had niet zoveel zin om naar mijn werk te gaan, dus ik treuzelde met mijn ontbijt, dat uit geroosterd brood met honing en sterke thee bestond. De keukentafel baadde in het zonlicht. Ik had daar wel de hele dag willen blijven zitten, met mijn handen om een hete mok, voeten in warme pantoffels, luisterend naar de geluiden van buiten, misschien zelfs tv-kijken. Maar toen ging de telefoon: het was Oban. Hij wilde met me praten, zei hij.
'We praten al.'
'Onder vier ogen, bedoel ik.'
'Wanneer?'
'Kun je hier om tien uur zijn?'
Ik keek op mijn horloge.
'Ik denk van wel. Ik moet wel een afspraak afzeggen.'
'Goed.'
'Is er iets gebeurd?'
'Voor zover ik weet niet.'
'Waar gaat het dan over?'
'Dat vertel ik je liever persoonlijk.'
Onderweg pijnigde ik mijn hersens met het bedenken van goede en slechte scenario's, voornamelijk slechte. Maar slechter dan wat ik aantrof toen ik om klokslag tien uur in Obans kamer werd binnengelaten kon niet. Ik zag dat hij niet alleen was. Er stond een vrouw met haar rug naar me toe, die uit het raam keek. Ze draaide zich om. Het was Bella. Onze blikken kruisten elkaar, toen keek ze weg. En op de bank tegen de muur zat Rosa uit de Welbeckkliniek.
'Wat krijgen we nou?' zei ik.
Oban glimlachte schichtig.
'Ga zitten, Kit,' zei hij, terwijl hij naar de stoel voor het bureau wees.
Aangezien ik niet helder kon denken, ging ik zitten, maar had er meteen spijt van, omdat ik daardoor het laagst van iedereen in de kamer was. Oban knikte naar Rosa.
'Dokter Deitch?'
Rosa beet op haar onderlip. Daarmee gaf ze te kennen dat dit haar meer pijn zou gaan doen dan mij. Ze boog zich naar voren en vouwde haar handen in elkaar, alsof ze ging bidden.
'Kit, ik wil vooropstellen dat ik mezelf van dit alles de schuld geef.'
'Dit alles?' vroeg ik, in de wetenschap dat zij wilde dat ik dat vroeg. Ik had gewoon mijn mond moeten houden, zei ik bij mezelf. 'Dit alles?' vroeg ik weer, hulpeloos.
'Wij hebben het gevoel,' zei Oban, die me vriendelijk aankeek, wat nog het ergste was, 'of liever, ik heb het gevoel en ik denk dat Rosa het met me eens is, dat we jou nogal onnadenkend bij deze zaak hebben betrokken, zonder het, eh, expertiseniveau in overweging te nemen...'
'Je bent er nogal mee bezig, hè Kit?' zei Rosa zachtjes.
'In de eerste plaats,' zei Oban, 'was het zuiver een routinezaak, een korte beoordeling van de verdachte. We vonden dat we jou daarvoor moesten vragen. En dat heb je geweldig goed gedaan. We zijn jou daar veel dank voor verschuldigd. Maar toen, en ik geef toe dat dat geheel mijn fout was, vroeg ik je om er meer bij betrokken te raken. En de laatste tijd... nou ja, er wordt gefluisterd...'
'Bella?' zei ik, terwijl ik me in mijn stoel omdraaide om haar aan te kunnen kijken.
Bella keek me strak aan. 'Ik heb geen klacht ingediend, Kit. Maar nadat je met Jeremy Burton en zijn schoonmoeder had gepraat, ben ik ook met hen gaan praten en ik heb helaas aan hoofdinspecteur Renborn moeten berichten dat ik geen enkel heil zag in jouw gesprekken met hen. Ik zou het als een zoektocht willen beschrijven, alleen kon ik niet eens ontdekken waar je naar op zoek was. Dit is een lastige zaak, die veel aandacht krijgt.'
'Dat weet ik,' zei ik. 'Ik wou alleen...'
'Ik sluit me bij dokter Deitch aan,' zei Oban. 'Ik verwijt het
mezelf dat ik je bij deze gespannen situatie heb betrokken.'
'Mag ik niet meer voor je werken?'
Het was even stil. 'We denken dat het een beetje te snel is gegaan,' zei Rosa. 'En dat dit speciale geval iets bij jou heeft losgemaakt dat misschien niet helemaal gezond is.'
'Hoe bedoel je?'
'Rosa heeft me een paar dingen over je jeugd verteld,' zei Oban.
Ik staarde Rosa aan.
'Kit, ik heb alleen tegen Dan gezegd dat persoonlijke omstandigheden, zoals op jonge leeftijd je moeder verliezen, in bepaald opzicht...' Ze werd rood. '...Nou ja, in bepaald opzicht je oordeel zouden kunnen vertroebelen.'
'O.' Ik bleef stil zitten, mijn wangen waren ook vuurrood. Toen slikte ik heftig en pijnlijk. 'Misschien hebben jullie gelijk. Misschien ben ik er te veel bij betrokken. Het raakt me inderdaad, ik weet niet hoe ver je daarin mag gaan. Maar dat wil niet zeggen dat ik ongelijk heb. Ik heb het onderzoek niet ontwricht, ik heb niemand iets opgedragen. Ik heb gewoon onderzoek gedaan via andere invalshoeken.'
'Maar goed,' zei Oban. 'Dit is niet een stukje wetenschappelijk onderzoek. Je praat alsof we iedereen zomaar kunnen loslaten op een moordzaak, en dat ze hun eigen belang kunnen najagen. Dat is niet zo. En het spijt me dat ik het moet zeggen, maar op een bepaalde manier dreig je het onderzoek wel te ontwrichten. Je hebt mijn agenten op stang gejaagd, je begeeft je op andermans terrein en kennelijk, het spijt me, kennelijk doe je dat zonder reden. Zonder gegronde reden, bedoel ik. Ik begrijp dat je het erg vindt van de slachtoffers. Dat vinden we allemaal. We willen allemaal die moordenaars pakken. Je hebt ons geholpen,' zei hij wat vriendelijker. 'Maar nu moeten we verder, vinden we.'
'Mag ik eerst iets zeggen? Voordat ik opstap, bedoel ik?'
Oban leunde achterover. 'Natuurlijk,'
'Ten eerste,' zei ik, 'wil ik dat je met één zin de moord op Lianne omschrijft.'
'Standaardmoord op een makkelijk slachtoffer door een psychopaat,' zei hij. 'Het delict werd gepleegd door iemand met een pathologische haat en angst jegens vrouwen. Vandaar de wilde steekwonden.'
'En de moord op Philippa Burton?'
'Volkomen ander geval. Ik weet nauwelijks waar ik moet beginnen. Ze was zwaar mishandeld met een stomp voorwerp. Ze was een doelwit met een verhoogd risico. Ze werd op een openbare plaats ontvoerd, terwijl ze bij haar kind was. Ander soort persoon, andere methode, andere buurt, ander niveau van geweld. Maar jij vindt van niet.'
Ik stond op. Ik moest in ieder geval de schijn van autoriteit ophouden. Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Achter het bureau was feitelijk een braakliggend terrein. Er stonden drie propvolle afvalcontainers en een aantal grote, metalen vuilnisemmers, stapels planken, iets onder een zeil. Aan de ene kant barstte een felpaarse vlinderstruik uit het beton. Vlinders fladderden eromheen als kleine stukjes papier die in de wind opwaaiden. Dat was een mooi gezicht. Ik draaide me weer naar mijn onwillige gehoor om.
'Toen ik de dossiers doornam en bij Philippa Burton belandde, ging er een lampje branden.'
'En wat betekende dat, Kit?' vroeg Rosa, terwijl Oban op hetzelfde moment zei: 'We hebben je niet aangenomen om lampjes te zien branden. Er hangen iedere dag paragnosten aan de lijn die ook lampjes zien branden bij Philippa Burton.'
Ik dacht aan mijn groepje mannen in Market Hill. Ik dacht aan de misdaden die ze hadden begaan en hoe scheef ze tegen de wereld aankeken. Ik had dingen van hen geleerd die niemand anders in deze kamer wist. Dat konden ze me in ieder geval niet afnemen. 'Mensen laten een handtekening achter,' zei ik. 'Altijd, ook al proberen ze die te verdoezelen, omdat de handtekening van een moordenaar een beetje op de inhoud van een gedicht lijkt. Je hebt de betekenis die de dichter heeft bedoeld, maar er kan ook een verborgen betekenis zijn waar de dichter zich niet van bewust was. Soms denken ze dat hun handtekening dit is, terwijl het eigenlijk dat is.' Ik praatte snel door, omdat ik zo graag mijn laatste standpunt wilde duidelijk maken voordat ze alle interesse hadden verloren. 'Wat me opviel bij de moord op Philippa Burton was dat ze voorover lag. Net als Lianne.'
Ik zweeg en keek naar Oban. Zijn gezichtsuitdrukking bleef vriendelijk, medelijdend zelfs. 'Is dat alles?' zei hij vriendelijk. 'Dat hebben we al gehad, Kit.'
'Heb je onlangs nog een vermoord iemand gezien met het gezicht naar boven?' vroeg ik.
'Zal best,' zei Oban weifelend.
'Ik heb daar heel veel foto's van gezien. De ogen zijn wijdopen en staren naar boven. Je kent dat wel van portretten, waarop de ogen je steeds blijven volgen. De ogen van een dode doen het tegenovergestelde. Die zijn akelig statisch, ze staren voor zich uit, beschuldigend misschien. Je kan je voorstellen dat als jij iemand hebt vermoord, je hem dan wil omdraaien, met zijn gezicht naar beneden, zodat hij je niet aankijkt.'
'Dat kan zijn, maar godallemachtig, Kit, een lijk is net een boterham. Het kan maar twee kanten op vallen, met de besmeerde kant naar boven of met de besmeerde kant naar beneden. Daar kun je niets mee bewijzen.'
'Herinner je je de verwondingen op Liannes lichaam nog? Waar zaten die?'
'Onderbuik. Buik, borst, schouders.'
'Aan de voorkant. En toch lag ze met haar gezicht voorover. Dat is net zoiets als dat je een aquarel maakt en die met de afbeelding naar de muur ophangt.' Ik keek naar Rosa. Ze trok een grimas.
'Het zit me niet lekker,' zei ze, 'dat je die vrouwen beschrijft alsof het kunstwerken zijn.'
'Dat besef ik, maar het zijn ook kunstwerken,' zei ik. 'Het zijn morbide, slecht gemaakte werken zonder enige esthetische waarde, maar we moeten ze wél interpreteren. Dat doe ik in het ziekenhuis. Je weet dat ik misdrijven interpreteer alsof het symptomen en patronen zijn. Ik zoek naar betekenissen. Hoe zit het met de verwondingen op zich?'
'Bruut,' zei Oban. 'In razernij toegebracht.'
'Die woorden zou ik niet gebruiken. Halfslachtig misschien. Precies. Sierlijk, zelfs. Het heeft in bepaalde opzichten de schijn van een wilde, seksuele aanval, maar dat klopt gewoon niet.' Ik zag Oban weer even ineenkrimpen. 'Er zijn wel aanwijzingen van seksueel geweld - sommige psychopathische moordenaars willen vrouwen straffen omdat ze seksueel bedreigend zijn. Maar in die gevallen zie je dat ze hun agressie op een gruwelijke manier op de borsten en geslachtsdelen hebben gebotvierd. Maar in dit geval niet. De steekwonden waren allemaal boven de gordel en de borsten zijn gespaard gebleven. Zo'n steekpatroon zien we maar heel zelden en deze karakteristieke vorm van verminking al helemaal niet. Toch lag ze voorover op de grond.'
'Dit is gewoon niet voldoende, Kit,' zei Oban. Hij begon zijn geduld te verliezen. 'Waar is het verband? Twee lichamen die met hun gezicht naar beneden liggen?'
'Ik heb met een aantal gewelddaden tegen vrouwen te maken gehad, die vergelijkbaar zijn met de moord op Philippa Burton. Het waren stuk voor stuk gruwelijke misdrijven. Daar kwam bij dat de aanwezigheid van een kind als toeschouwer of slachtoffer het aantrekkelijker scheen te maken. Maar deze moordenaar wilde niet dat het kind erbij was. Mijn voornaamste gevoel over het lijk van Philippa Burton was dat de moordenaar zich in zekere zin had ingehouden. Denk je maar eens in: je haat vrouwen, je hebt net een vrouw vermoord en je hebt een soort klauwhamer in je hand. Waarom ga je dan niet helemaal loos?'
Oban leunde naar voren en legde zijn hand op mijn schouder. 'Hier hebben we niets aan, Kit. Goed, je hebt een gevoel. Maar ik weet bij god niet wat het betekent. Sorry, dames.' De dames keken op, vooral omdat ze met dames werden aangesproken. 'Maar ik kom met lege handen bij mensen die vinden dat je onze tijd hebt verspild.'
Ik wreef met mijn vingers in mijn ogen. Ik had mijn zegje gedaan en ik wist niets meer te verzinnen. Hij had gelijk. Wat was er nog over, na alles wat ik had gezegd? Wat konden ze doen? Ik wilde niet nadenken, ik wilde wegkruipen, maar met een laatste inspanning wist ik nog iets heel kleins uit mijn diepste gedachten op te duikelen.
'Oké,' zei ik zachtjes. 'Ik ben uitgepraat. Ik heb nog één opmerking. We weten zeker dat Liannes lijk achter in een auto naar het jaagpad bij het kanaal is gebracht.'
'Dat weten we helemaal niet zeker,' zei Oban geïrriteerd.
'En het lijk van Philippa Burton werd twee kilometer van de plek waar ze het laatst is gezien gevonden. Dus naar alle waarschijnlijkheid werd zij ook met de auto vervoerd. Zijn er vezels of sporen met elkaar vergeleken?'
'Nee, dat weet je best,' zei Oban agressief. 'En we hebben ze ook niet vergeleken met de moorden van Jack the Ripper. We hebben geen tijd...'
'Dat is mijn laatste suggestie: willen jullie dat doen?'
'Waarom zouden we...'
'Alsjeblieft,' zei ik. Ik had zin om te huilen. 'Alsjeblieft.'
18
In het rode en paarse duister in mijn hoofd ontplofte vuurwerk, sissend en draaiend. Ik weet niet hoe ik erin slaagde om het politiebureau uit te lopen, met mijn kin vooruit, zonder dat mijn benen het begaven. Ik gaf de vrouw bij de balie zelfs nog een vriendelijk knikje. Toen ik bij mijn auto was, trilden mijn handen zo hevig dat ik het contactsleuteltje op de grond liet vallen en er op mijn knieën naar moest zoeken. Mijn ogen prikten, alsof er gruis in zat. Ik moest hier weg, naar een plek waar niemand me kon zien. Ik wilde niet aangekeken worden met zo'n afschuwelijk meewarige blik. Zo had ik ook naar mensen gekeken. Ooit, in een ander leven. Alles leek ongelooflijk ver weg, alsof ik naar mijn verleden keek door het verkeerde eind van een telescoop.
Eindelijk zat ik in de auto. Ik liet mijn hoofd even tegen de hoofdsteun rusten en sloot mijn ogen. Een gemene, misselijk makende hoofdpijn schroefde zich een weg in mijn linkerslaap. Ik schoof het sleuteltje in het contact en reed voorzichtig het parkeerterrein af, strak voor me uitkijkend. Ik stelde me voor dat ze me met zijn drieën nakeken door het raam en elkaar bezorgde blikken toewierpen. Hoe zou ik ze ooit weer onder ogen durven komen?
Ik reed naar het driehoekige plantsoentje tussen de delicatessenwinkel en de horlogemaker, niet zo ver van mijn huis vandaan. Ik stapte uit en ging op het gras zitten met mijn rug tegen de prachtige rode beuk. Soms kwamen Albie en ik hier om onder deze boom te zitten. Het was nog vochtig van de regen van de vorige nacht en ik voelde de kou optrekken. Ik hield mijn gezicht naar de zon, die net van achter een grijze wolk te voorschijn kwam. Boven me zat een merel uit volle borst te zingen. Ik haalde diep adem. In, uit, in, uit. Ik probeerde de opborrelende paniek kwijt te raken.
Vermoeid stond ik op en liep naar mijn auto terug. Mijn benen zakten niet meer door, maar ze voelden zwaar. Mijn hoofd klopte. Voordat ik wegreed, trok ik de zonneklep naar beneden en staarde even naar mezelf in het spiegeltje. Ik keek naar mijn litteken, dat als een witte slang over mijn wang kronkelde, en daarna boog ik me naar voren, zodat alleen mijn ogen naar mijn ogen staarden.
Ik hoopte dat Julie niet thuis zou zijn. Maar toen ik met de sleutel in het slot stond te morrelen, kwam ze naar de deur en deed hem voor me open. Er lag een felle blos op haar wangen. Ze wierp me een nogal wilde blik toe en zei opgewekt: 'Kit! Mooi. Je hebt bezoek. Ik zei dat ik niet wist wanneer je terugkwam, maar hij wou wachten. Het is blijkbaar een vriend van je.'
Ik deed mijn jasje uit en liep door. Ik zag de achterkant van een hoofd boven de bank. Hij stond op.
'Je zei dat je nog eens bij me langs zou komen,' zei hij met zijn zachte, hoge stem. Het was Michael Doll, met dezelfde groezelige, oranje broek aan als de laatste keer dat ik hem zag, en een oud, grijs vest met zweetkringen onder de oksels.
'Michael.' Ik stond met mijn mond vol tanden. Hij was een steeds terugkerende nachtmerrie, die zich ergens in een hoek van mijn huis schuilhield.
'Ik heb gewacht,' zei hij klagerig.
'Hoe wist je waar ik woonde?'
'Ik ben je een keer gevolgd vanaf het politiebureau,' antwoordde hij, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was. 'Je had het niet door.'
'Ik ga dan maar,' zei Julie. 'Is dat goed, Kit? Of moet ik blijven?'
'Hoe lang is hij er al?' siste ik uit Michaels gezichtsveld. Hij was weer op de bank gaan zitten.
'Dik een uur.'
'Jezus. Jezus, het spijt me. Had me maar gebeld.'
'Heb ik gedaan. Ik heb drie berichten ingesproken op je mobieltje.'
'Jezus,' zei ik weer.
'Gaat het wel?'
'Ja. Nee. Ik weet het niet. Je had hem niet binnen moeten laten.'
'Kit,' zei Michael van de bank.
'Hij lijkt me vrij onschuldig. Hij staarde alleen de hele tijd naar mijn borsten.'
'Niet waar,' zei Michael, alsof het eigenlijk toch niets uitmaakte. 'Waarom ben je niet bij me langs geweest, dat had je toch beloofd?'
'Ik had het druk.'
'Je had het beloofd.'
'Ja, maar...'
'Belofte maakt schuld.'
'Ja.'
'Anders is het niet eerlijk.'
'Je hebt gelijk.'
Zo weinig mogelijk zeggen. Hem niet de gelegenheid geven een claim op me te leggen. En het belangrijkste: hem het huis uit krijgen zonder dat hij zich beledigd voelt. Hij knikte als teken dat hij tevreden was en legde zijn handen op zijn knieën. Hij had een vers litteken op zijn linkeronderarm en een slordig korstje op zijn pols.
'Mag ik nu een kop koffie? Ik heb jou ook koffie gegeven.'
'Je hebt al drie koppen op,' kwam Julie ertussen.
'Vier klontjes, graag.'
'Ik moet de deur weer uit, Michael. Sorry, maar je kan hier niet blijven.'
'En zo'n koekje dat ik al eerder met je vriendin heb gegeten.' Hij likte zijn mond af. Ik voelde me misselijk worden.
'Luister eens, Michael...'
'En mag ik even naar de, eh, wc?' Er stonden zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd en boven zijn lippen.
'De wc is daar.'
Zodra hij de deur had dichtgedaan, zei ik tegen Julie: 'Kan je iets voor me doen? Kan je mijn mobieltje mee naar buiten nemen en de politie bellen? Ik zal je het nummer geven.' Ik werd overspoeld door een gevoel van afschuw dat ik de mensen moest bellen die dachten dat ik gek aan het worden was, en hun vragen om mij te komen beschermen tegen de man die ze van mij niet mochten arresteren. Ik steunde mijn hoofd in mijn handen.
'Kit?'
'Ja, sorry. Het is gewoon... o, kut. Ik weet niet wat ik moet doen. Hij doet vast niks, maar ik wil geen onverantwoorde risico's nemen.'
'Geef je mobieltje dan.' Ze hield haar hand op. 'Kom op, we doen het.'
'Misschien doe ik hem wel iets vreselijks aan. Of mezelf.'
'Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt, maar als hij gevaarlijk is, moeten we hem de deur uit zetten. Kom op.'
'Nee, wacht. Een momentje.' Ik hoorde de wc doorspoelen. 'Ik weet het. Bel Will Pavic. Hij weet wel hoe je dit moet aanpakken.'
'Pavic? Hoezo?'
'Alsjeblieft. Ik kan nu even niemand anders bedenken. Doe het buiten.'
'Wat is zijn nummer?'
'Staat in het geheugen. Pavic.'
'Oké, oké. Wat een krankzinnig gedoe.'
'Weet ik. Bedankt.'
'En als hij er niet is? Of als hij...'
Doll kwam de wc uit en Julie stormde naar de voordeur. Gelukkig had ze hem niet op slot gedaan.
'Ik ga even koffie zetten, goed?' zei ik, overdreven opgewekt.
'Woon je hier alleen?'
'Nee.'
'Ben je getrouwd?'
'Waarom wil je dat weten?'
'Je vriendin zei dat je niet getrouwd was.'
'Dus dan weet je het al.' Conflict vermijden. Hem niet in het nauw drijven. Hem niet te slim af zijn. 'Vier klontjes, hè?'
'En een koekje.'
'Kwam je me iets vertellen, Michael?'
'Waarom heb je geen vloerbedekking?'
'Michael, is er...'
'Gek, hoor, dat je geen vloerbedekking hebt. Zo lijkt het net of je niet in een echt huis bent. Zelfs in het tehuis hadden we in elke kamer vloerbedekking. Die van mij was bruin. Bruine vloerbedekking en witte muur, met van die stukjes in het behang.'
'Rauhfaser.'
'Ja. Als ik in bed lag, pulkte ik altijd met m'n nagels stukjes eraf. Als ze dat 's ochtends ontdekten, kreeg ik slaag. Maar ik kon er niet mee ophouden. Net als dat je de hele tijd aan een korstje zit. Ik deed het soms uren achter elkaar. Dan lag het bed vol met papieren korreltjes, ook onder de lakens. Alsof je kruimels in je bed hebt: je kan ze niet zien, maar toch voel je ze prikken. Ken je dat?'
'Ja,' zei ik hulpeloos. Ik schonk kokend water over de koffie en deed er melk bij. 'Alsjeblieft. En neem gerust een koekje.'
'Heb je een peuk?'
Ik liep naar mijn tas en haalde het pakje eruit dat ik nog had sinds ik bij hem langs was geweest. Er zat er nog één in.
'Hier.'
'Vuurtje?'
Ik gaf hem een doosje lucifers. Hij stak er een af en stopte het doosje in zijn zak.
'Je moest flink zijn als je geslagen werd. Maar ik huilde altijd. Toen ik veertien, vijftien was, huilde ik nóg. Ik kon het niet helpen. Huilebalk. Ze jouwden je uit en dan moest ik nog harder huilen. En als ik dan in bed de hele nacht het behang lag af te pulken, huilde ik ook terwijl ik dat deed. Want ik wist dat ik betrapt zou worden en een pak slaag zou krijgen, en ik wist dat ik zou gaan huilen waar iedereen bij was, en dat ik dan nog meer gepest zou worden door de andere jongens.'
Hij pakte zijn mok op en slurpte de koffie naar binnen. Er dwarrelde wat as van zijn sigaret en hij veegde het van zijn kleren, zodat het op de bank terechtkwam.
'Je weet niet hoe erg dat is.'
'Nee,' zei ik.
'Ik huil nog steeds. Ik huilde op het politiebureau. Hadden ze dat verteld?'
'Nee.'
'Ze lachten me uit toen ik huilde.'
'Dat was niet aardig.'
'Ik dacht dat jij me aardig vond.'
Sterk blijven. 'Michael, ik zei toch al dat ik het druk had?'
'Ik heb gewacht. Ik ben niet naar het kanaal gegaan. Ik heb gewacht tot je weer met me kwam praten.'
'Ik was aan het werk.'
Een grote askegel viel op zijn knie. Hij liet de gloeiende peuk in de mok vallen en ik hoorde het sissen. Hij zou Lianne vermoord kunnen hebben, dacht ik. Gemakkelijk. Als ze hem had uitgelachen toen hij haar probeerde te versieren, bijvoorbeeld, of hem had uitgelachen toen hij huilde.
'Mag ik nog een peuk?'
'Ze zijn op. Zullen we samen sigaretten gaan kopen?'
'Laat maar.' Hij haalde een pakje uit zijn zak. Het was bijna vol. Hij bood me er een aan, maar ik schudde mijn hoofd.
'Ik moet echt weg, Michael,' zei ik. Will kwam toch niet.
Hij fronste. 'Nog niet. Ik wil praten.'
'Waarover?'
'Gewoon praten. Snap je? Zoals jij zei. Je zei dat ik alles mocht zeggen.'
'Dat was een professioneel gesprek, Michael,' zei ik vriendelijk. Er trok een niet-begrijpende uitdrukking over zijn gezicht. 'Dat was werk.'
'Dus je hebt niet de waarheid gesproken?'
'Nee, dat bedoel ik niet.'
'Ik denk nog steeds aan haar.'
'Lianne?'
'Ja. Niemand wil me horen, maar ik was er toch? Ik was er.'
'Misschien.'
'Nee, nee, niet misschien. Waarom zeg je misschien? Ik was er en...'
De deur zwaaide open. Ik had geen voetstappen gehoord. Doll sprong van de bank overeind en gooide zijn mok om, zodat koffiedrab en natte as op de grond vielen.
'Hallo, Michael,' zei Will. Hij liep met uitgestrekte hand naar voren en Doll pakte zijn hand en hield hem vast.
'Ik deed niks verkeerd.'
'Weet ik toch?'
'Wat doe je dan hier?'
'Dokter Quinn is een vriendin van me.' Hij had nog niet in mijn richting gekeken.
'Kennen jullie elkaar?'
'Dus ik ken Kit en jij kent Kit, en ik ken jou en jij kent mij. We kennen elkaar allemaal?' Hij zag er plotseling klein en mager uit, zoals hij daar stond in die afzichtelijke oranje broek. En ik voelde me opgelaten en schaamde me dat ik zo bang was geweest.
'Kennen jullie elkaar?' zei ik Doll na.
Will draaide zich verbluft om. 'Ik dacht dat je dat wel wist. Het is niet zo toevallig, als je erover nadenkt. Nog gevist, Michael?'
'Ben niet geweest,' mompelde Doll.
'Jammer, want het is nu beter weer. Michael kan heel goed vissen, wist je dat?' zei hij tegen me.
'Ja, dat weet ik.'
'Ik moet jouw kant op, Michael. Wil je meerijden?' Hij keek even op zijn horloge. 'Je kan nog wel een paar uur bij het kanaal zitten voor het donker wordt.'
'Ik vind het donker niet erg.'
'Rij toch maar mee. Dokter Quinn heeft vast veel te doen.'
'Ja,' mompelde ik. 'Dank je.'
'Gaat het wel?'
'Ja.'
'Nou, je ziet er anders slecht uit. Misschien moet je wat beter op jezelf passen.' Hij keek me scherp aan. 'En misschien een ketting op je deur zetten.'
'Ik heb er een. Julie is net... nou ja, dat weet je wel.'
'Ze staat buiten naar haar pantoffels te loeren. Klaar, Michael?'
Ze gingen samen weg. Ik keek door het raam toen Will Doll in de auto zette. Doll zei iets tegen hem en Will lachte en gaf hem een klopje op zijn schouder. Toen deed hij het portier dicht. Hij keek naar het raam omhoog. Ik zei met mijn lippen 'dank je' door de ruit, maar hij reageerde niet. Hij staarde alleen, alsof hij mijn gezicht niet goed kon zien. Toen draaide hij zich om.
Julie stormde naar binnen.
'Je moet me alles vertellen.'
'Dat kan ik niet,' zei ik. 'Ik geloof dat ik moet overgeven.'
19
De persconferentie werd op het laatste moment belegd, maar deze was uitgelekt, zodat er geen plaats meer was op het bureau van Stretton Green, ook al was ruim de helft van de kamers nu totaal leeggehaald. Er werd snel een vergaderzaal geboekt in het Shackleton Hotel om de hoek, waar een opeengepakte menigte mannen en vrouwen in pakken luid zat te praten in hun mobiele telefoons. Het was er verschrikkelijk warm en ik zag dat een man in uniform tevergeefs een raam probeerde open te maken. Ik bleef achterin staan, bij de deur, waar een welkom windje het iets minder onaangenaam warm maakte.
Vier mannen in grijze pakken kwamen met een air van gewichtigheid binnenstappen. Oban, Furth, Renborn en brigadier Paul Crosby van Renborns team. Ze liepen rakelings langs me heen, maar zagen me niet, omdat ze afgeschermd werden door drie agenten in uniform en omdat ze zo gehaast en zakelijk deden. Ze drongen zich door de menigte heen naar het podium aan het eind van de zaal. Ze namen plaats achter de tafel en werden ogenblikkelijk in de schijnwerpers gezet, waardoor ze plotseling echter leken dan de andere mensen in de zaal. Een agent bracht een kan water en vier glazen. Ze namen allemaal een slokje met een ernstig gezicht. Er stond een microfoon op tafel. Oban tikte er met zijn vinger tegen. Het klonk alsof iemand met een bezem tegen de muur beukte. Het geluid werd zachter, alsof hij een knopje had omgedraaid.
'Dames en heren,' begon hij. 'De meesten van u kennen mij niet. Ik ben hoofdinspecteur Daniël Oban van bureau Stretton Green. Ik zal er geen doekjes om winden. We zijn hier om u mee te delen dat er zich een belangrijke ontwikkeling heeft voorgedaan in het onderzoek naar de moord op Philippa Burton.' Er klonk wat geroezemoes en Oban, als de derderangs acteur die hij was, zweeg even en genoot zichtbaar van dit moment. 'Tien dagen vóór de moord op mevrouw Burton werd een jonge vrouw, die haar vrienden als Lianne kenden, vermoord aangetroffen op het stukje bij het kanaal dat door het gebied van Kersey Town loopt. Wij zijn de mening toegedaan dat deze twee moorden door een en dezelfde persoon zijn gepleegd.'
Nadat hij dit had gezegd, nam hij een slokje water en klemde daarna zijn kaken op elkaar. Ik vermoedde dat hij dat deed om, na het zien van de opwinding die zijn woorden teweegbrachten, een ongepaste triomfantelijke glimlach op zijn gezicht in de kiem te smoren.
'Als ik even mag uitpraten,' zei hij. 'Het gevolg hiervan is dat de onderzoeken naar twee afzonderlijke moordzaken nu gecombineerd zullen worden. Omdat ik net iets langer meeloop dan hoofdinspecteur Renborn, heb ik formeel de leiding. Maar het spreekt vanzelf dat Vic Renborn en zijn team tot dusver uitstekend werk hebben verricht en dat we hecht zullen samenwerken.'
Hij gaf een kort knikje naar Renborn en Renborn beantwoordde dat met een kort en zakelijk buiginkje van zijn hoofd. Meteen daarop vloog er een woud van handen de lucht in. Oban wees op iemand die ik niet kon zien.
'Ja, Ken?'
'Wat is de basis voor de connectie?'
'Zoals de meesten van u wel weten, wordt er meestal met behulp van sporenonderzoek een verband aangetoond tussen een stoffelijk overschot en een verdachte. Maar in dit geval vonden we overeenkomstige vezels op de kleren van beide vrouwen.'
'Wat voor vezels?'
'Aanvankelijk dachten we dat de twee vrouwen vermoord waren op de plek waar ze gevonden werden. Nu denken we dat ze ergens anders vermoord zijn en dat ze in een voertuig getransporteerd zijn naar een betrekkelijk stille plek, waar hun lichaam is neergelegd. We geloven dat deze vezels afkomstig zijn van het voertuig waarin zij getransporteerd werden. We vonden een soort...' Oban keek op het stukje papier op tafel. '...Een soort polymeer, dat op beide lichamen werd aangetroffen.'
Iemand anders stond op. Een vrouw met een microfoon in haar hand. 'Maar hoe bent u ertoe gekomen om verband tussen de moorden te leggen?'
Nu liet Oban een flauw glimlachje zien. 'Een cruciaal aspect bij elke moordzaak is het controleren van informatie en de uitwisseling daarvan tussen verschillende afdelingen van het gemeentelijke politiekorps en daarbuiten. Ik wil graag zeggen dat dit tot dusver een voorbeeldige samenwerking heeft opgeleverd en zou nog eens mijn waardering willen uitspreken voor Vic Renborn en zijn team.'
'Maar waarom heeft u de twee moorden naast elkaar gelegd? Zijn er dan zo veel overeenkomsten?'
'Op het eerste gezicht niet, nee,' zei Oban. 'Maar er zijn een paar mogelijke schakels.'
'Zoals?'
Hij keek geheimzinnig. 'Ik hoop dat u er begrip voor heeft dat we daar op dit moment niet verder op ingaan.'
'Kunt u iets zeggen over de persoon die u zoekt?'
Oban keek opzij. 'Vic? Wil jij deze vraag beantwoorden?'
'Dank je,' zei Renborn met een bescheiden lachje. 'Er is hier sprake van progressie, denken wij. Het eerste slachtoffer, Lianne, was een zogenaamd makkelijk doelwit. Ze was van huis weggelopen, woonde in pensions, verkeerde in een wereld van drugs en prostitutie. Ze was toegankelijk en kwetsbaar. Bij Philippa Burton nam de dader meer risico. Ik wil niets negatiefs over Lianne zeggen, want de moord op haar is natuurlijk een tragische zaak, maar mevrouw Burton was een respectabele vrouw met een kind. Zij was een moeilijker doelwit. Het gaat hier om een persoon die dus een makkelijke moord heeft gepleegd, om het zo maar eens uit te drukken, en daarna verder is gegaan met een moeilijke moord.'
Er ging weer een hand de lucht in. 'Kunt u iets meer in detail treden?'
'De moordenaar gebruikt een auto. We hebben ook advies ingewonnen van een zeer vakkundige psycholoog met een uitstekende staat van dienst.'
Ik wist wie dat was. Seb Weller.
'Hij heeft een voorlopig profiel opgemaakt, waar ik u enkele details van mag geven. De dader is blank. Tussen de vijfentwintig en vijfendertig jaar, waarschijnlijk dichter bij de vijfendertig. We vermoeden dat hij Philippa Burton zag en dat de moord deels is gepleegd omdat het de moordenaar niet alleen om haar ging, maar dat hij haar benijdde om wat zij had, ze was kennelijk welgesteld en ze had een kind.'
'Dus het is een seriemoordenaar?'
'Nee,' haastte Oban zich te zeggen.' Laten we redelijk blijven. Ik zeg alleen dat zich hier een gevaarlijk individu ophoudt, waarschijnlijk in een auto, en we vragen dan ook al uw medewerking.'
'Dus hij zal weer toeslaan?' riep een stem achterin.
'Ik wil niemand angst aanjagen,' zei Oban. 'Hij wordt zeker gepakt. Maar in de tussentijd moet iedereen, vooral vrouwen op openbare plaatsen, heel erg op zijn hoede zijn. Hou uw ogen goed open.' Hij keek rond. 'Nog meer vragen?'
Een oudere vrouw stond op. 'U heeft nog niet uitgelegd waarom u de twee zaken met elkaar in verband heeft gebracht.'
Oban nam deze vraag zelf voor zijn rekening. 'Dat is een beetje een lastige vraag,' zei hij. 'Zoals u weet hangt een onderzoek als dit af van zeer technisch sporenonderzoek, maar ook van ouderwets voetenwerk. We hebben al honderden potentiële getuigen gehoord, we hebben het kanaal gedregd, we hebben een huis-aan-huisonderzoek gedaan, we hebben intensief onderzoek verricht in de twee gebieden waar de lichamen zijn gevonden. Maar toch is het soms gewoon een kwestie van ervaring en intuïtie.' Hij liet een vaderlijk glimlachje zien. 'We hebben daar een speurneus voor, om het zo maar eens te zeggen. We hadden het vermoeden dat er een verband bestond, ook al wisten we niet precies wat. Daarom zijn we het gaan onderzoeken. Er gaan gewoon lampjes branden.'
'Waarom heeft hij deze slachtoffers uitgekozen?'
'We denken dat het een gelegenheidskeuze is geweest. Hij zag zijn kans schoon en handelde. Daarom zijn dat soort psychopathische moordenaars zo lastig te pakken.'
'Zijn er verdachten?'
'Daar wil ik nu niet op ingaan. Ik kan u alleen vertellen dat er een paar mensen verhoord worden.'
'Is het waar dat u een paragnost heeft aangetrokken om de moordenaar op te sporen? En vindt u dat een goede besteding van ons belastinggeld?'
'Om te beginnen hebben wij geen paragnosten ingeschakeld. Aan de andere kant: als iemand mij kan helpen om de moordenaar te vinden, mag hij dat voor mijn part met theeblaadjes doen. En met dit optimistische geluid zou ik deze bijeenkomst willen afsluiten. Wees gerust, we houden u op de hoogte van de ontwikkelingen. U zult begrijpen dat we nu weer verdergaan. We hebben het een en ander te doen.'
Twintig minuten later zaten we in de Lamb and Flag, een pub in de buurt, die volhing met halsters en stijgbeugels en druk bezocht werd door het politiekorps. Oban nam een slokje van zijn bier en hield het glas peinzend tegen het licht.
'Toen ik het over "wij" had, doelde ik natuurlijk ook op jou, Kit. Ik besef dat ik je onder ideale omstandigheden alle lof zou hebben moeten toezwaaien.'
Ik nam een slokje van mijn mineraalwater en voelde me erg tuttig. Ik wilde niet de indruk van een saaie geheelonthouder wekken, maar het was pas elf uur in de ochtend. 'Ik hoef geen lof...' begon ik.
'Het punt is,' zei Oban, 'dat het een opsteker voor ze is om te zeggen dat ze het goed hebben gedaan. Al dan niet verdiend. Maar reken er wel op dat als het allemaal misloopt, jij er in je eentje voor opdraait.'
'Ja,' zei Furth aan de andere kant van de tafel, die zojuist een tweede glas naast het eerste had gezet, dat gevaarlijk leeg dreigde te raken. 'We weten je te vinden, Kit. Als je maar niet weer wegloopt. Ik hou niet meer bij of je nou wel of niet aan de zaak werkt. Je hebt vaker afscheid genomen dan Frank Sinatra. Maar goed, op je gezondheid.'
Het bodempje van het eerste glas bier verdween. Dit was hun manier om aardig te zijn. Hun manier om vals te doen was daar moeilijk van te onderscheiden. Ik wist nooit precies of ik een klopje op mijn schouder kreeg of een messteek tussen mijn ribben. Misschien moest je daar man voor zijn, om dat te weten.
'Ik was het niet helemaal eens met het profiel, Vic,' zei ik voorzichtig.
'Dan moet je niet bij mij zijn, schat. Ik heb Seb geciteerd, meer niet. Heeft hij 't mis, denk je?'
'Nee. Maar het is een slag in de lucht. De moordenaar zal wel blank zijn, omdat de meeste seriemoordenaars alleen slachtoffers van hun eigen ras kiezen. Dat weet ik allemaal. Het gevaar van die profielen is dat ze bepaalde onderzoeksgebieden afsnijden.'
'Dat is toch de bedoeling?'
'Niet als daarmee de góede onderzoeksgebieden worden afgesneden.'
'Ik heb je theorie gehoord,' zei Furth een beetje te hard. 'Een aardige, psychopathische moordenaar. Wil je trouwens chips?'
Hij bood me zijn chips aan. Ik hoorde er weer helemaal bij. Ik nam er een en at die knisperend op.
'Ik zei niet dat hij aardig was. Maar er zijn wel aardige moordenaars, in zekere zin dan.' Iemand barstte in bulderend gelach uit. 'Ik meen het. Ik heb een zaak gehad waarbij een kind was vermoord en begraven door zijn moeder, maar de moeder had het ingestopt alsof ze het naar bed bracht. Ik vind gewoon dat je niet klakkeloos van dingen mag uitgaan,' zei ik. 'Dat is alles.'
'Dus wat doen we nu?' zei Oban. 'Dat is ons probleem. Jij zegt steeds wat het niet is. Maar wat is het wel? Waar moeten we zoeken?'
'Dat weet ik niet,' zei ik en nam het laatste slokje water. 'We moeten openstaan voor elke mogelijkheid, meer niet.'
'Nee,' zei Furth. 'Je maakt het jezelf veel te moeilijk, schat. Hij is voorzichtig begonnen, maar toen heeft hij een vrouw op klaarlichte dag gepakt. Hij wordt brutaler. Hij moet steeds dezelfde kick krijgen. Ik wed dat hij steeds roekelozer wordt en we hem de volgende keer of de keer erna zullen pakken. En raad eens hoe hij dan heet? Micky Doll.'
Ik ging daar niet op in. 'Je maakt er een spelletje van.'
'Nee,' zei Oban. 'Dat is niet eerlijk.' Hij nam een grote slok en veegde zijn mond met de rug van zijn hand af. 'We mogen ons dan gedragen als een stelletje derderangs acteurs, maar dat wil niet zeggen dat we dat ook zijn.'
'Eh, maar dat zijn we wél, vriend,' zei Furth, tot grote hilariteit van de omgeving. Het was net alsof we midden in een etentje van de rugbyclub aan het vergaderen waren.
20
Ik had na de ochtend in de kliniek 's middags vrij. Ik kocht voor de lunch een warme croissant gevuld met kaas en spinazie in de delicatessenwinkel, en at daarna een tjokvolle kom frambozen. De frambozen waren groot, dieproze, koel en zoet, met een licht gistingssmaakje. Ik at ze langzaam op, een voor een, en genoot van deze oase van ledigheid. Mijn vingers werden paars van het fruit. De lucht was spathelder na de regen van de vorige nacht. De bladeren glansden aan de bomen. Ik probeerde na te denken. Ik dacht aan Lianne en Philippa en haalde me hun gezicht voor de geest. Ik wist hoe Philippa eruit had gezien toen ze nog leefde. Er waren zo veel foto's van haar slanke, gespierde lichaam en haar glanzende bos haar; alles aan haar was glad en gepolijst. Ik wist eigenlijk alleen hoe Lianne er dood had uitgezien, met haar afgekloven nagels en piekerige haar. Ik wist niet wat voor kleur ogen ze had of hoe ze lachte. Ik moest deze twee vrouwen leren kennen, want ook willekeurige agressie heeft altijd wel een reden. En ik wilde met Lianne beginnen, omdat zij het eerst was gestorven, alleen leek ze geen enkel spoor te hebben achtergelaten.
Ik stak de laatste framboos in mijn mond en spoelde de kom om. De politie kon me niet echt helpen. Ze wisten niet wie Lianne was, ze wisten niet waar ze vandaan kwam, ze hadden geen mensen gevonden die haar gekend hadden, ze konden me niet meer vertellen dan ik al wist: ze was van huis weggelopen, een van de duizenden vermisten die in de grote steden over straat zwerven. De politie had voortdurend met meisjes als Lianne te maken. Weglopers waren drugsgebruikers. Weglopers waren dieven. Weglopers gingen in de prostitutie. 'Eerst zijn het slachtoffers en dan belanden ze in de criminaliteit,' zei Furth en ik wilde iets nijdigs tegen hem zeggen, maar hield me in. We waren weer vijanden, die deden alsof ze vrienden waren.
Ik wist niet wat ik verder moest doen, dus kwam ik weer bij Will terug. Ik moest mezelf moed inspreken om hem te bellen. Bij al onze ontmoetingen was ik zwaar in het nadeel geweest, maar de laatste was wel het dieptepunt. Ik haalde diep adem en toetste het nummer in. Er nam een vrouw op en ze zei dat hij er niet was, maar dat hij elk moment kon komen. Bijna opgelucht liet ik mijn nummer achter. Daarna wachtte ik, ik sloop rond in mijn huis, keek uit het raam, pakte tijdschriften op en gooide ze weer neer - maar eigenlijk wachtte ik alleen maar.
Een kwartier later ging de telefoon. Ik nam pas op toen hij voor de derde keer overging, zodat hij niet zou denken dat ik erbovenop zat.
'Met Will Pavic.'
'Ik vind het heel vervelend om je weer lastig te vallen,' zei ik. Ik zweeg, en hij vulde de stilte niet op. 'Ik heb je hulp nodig.'
'Zoiets vermoedde ik al,' zei hij droog.
'Ik moet met mensen praten die Lianne hebben gekend. Om een duwtje in de goede richting te krijgen.'
'Kit...'
'Alsjeblieft.'
'Goed dan.'
'God, dat ging makkelijker dan ik dacht.' Hij lachte niet. Misschien wist hij niet meer hoe dat moest. 'Zal ik naar het opvanghuis komen?'
'Even kijken. Kan je om een uur of zes?'
'Kom dan naar de autowasstraat in Sheffield Street. Die is bij mij verderop.'
'De autowasstraat?'
'Ja. Groot gebouw. Je kan het niet missen. Ik zie je daar.'
'Dat met Doll laatst, hè...' begon ik, maar hij had al opgehangen.
Ik keek mijn aantekeningen nog eens door en belde de kliniek of er boodschappen waren. Daarna ging ik naar de kapper om de hoek, die zich trouwens onlangs tot salon had omgedoopt en opnieuw was ingericht met zilver en wit, en schelle lichtbakken. Een jongeman met een kaalgeschoren hoofd, een wijde zwarte broek en een zwart T-shirt zonder mouwen, deed me een witte, nylon mantel om en installeerde me voor een enorme, genadeloze spiegel. Hij ging achter me staan, nam mijn scalp in zijn geoefende handen en vroeg me hoe ik het wilde hebben.
'Knippen,' zei ik.
Hij tilde lokken van mijn bruine haar op en keek me even aandachtig aan.
'Een beetje opknippen, misschien? Een beetje wilder?'
'Gewoon bijknippen.'
'Coupe soleil? Koperen plukjes? Dat is nu erg in.'
'Volgende keer misschien.'
'Wel mooi haar,' zei hij peinzend, terwijl hij er met zijn vingers doorheen streek. Daarna legde hij een handdoek om mijn schouders en bracht me naar een wasbak. Ik deed mijn hoofd achterover en liet een piepklein jong vrouwtje, met haar dat met een snoeischaar bewerkt leek te zijn, warm water over mijn hoofd gieten en shampoo inmasseren, die naar kokos rook. Het was een zalig gevoel. Ik sloot mijn ogen tegen het felle licht. Toen zweefde de jongeman boven me met een lange schaar en een woud van klemmetjes, die hij uit zijn riem haalde en in mijn haar stak. Met een knerpend geluid knipte hij dikke strengen haar af, die zachtjes op de vloer vielen. Wanneer er haartjes in mijn gezicht prikten, boog hij zich naar voren en blies ze zachtjes van mijn wang.
Naderhand voelde ik me een stuk beter. Mijn haar zwaaide als ik mijn hoofd heen en weer bewoog, net als in zo'n reclame voor een wonder-crèmespoeling. Ik liep snel naar huis en nam een korte douche, en daarna trok ik mijn witte spijkerbroek, beige T-shirt, pumps en oude suède jasje aan. Ik voelde me schoon, fris, alert.
De autowasstraat bevond zich in een rij oude, vervallen pakhuizen bij het kanaal. Ik was er even voor zessen, maar toen ik naar de ingang reed, zag ik dat Will al op de stoep stond te wachten. Ik stopte en hij stapte in. Een andere auto stopte voor ons en draaide de wasserette in.
'Waar is je auto?'
'Die wordt gewassen natuurlijk.'
'Hebben we daarom hier afgesproken? Omdat je je auto wilde laten wassen?'
'Lianne heeft hier aan het begin van het jaar een paar weken gewerkt. Het leek me een goede plek voor jou om te beginnen. Al weet ik niet hoeveel van de mensen die er toen werkten, hier nu nog zijn. Het verloop is nogal groot.'
'Hier? In de wasstraat?'
'Nee, daar werken alleen mannen. Vrouwen nemen het geld in en reiken de kaartjes uit. De vrouw die hier de leiding had, lag een tijdje in het ziekenhuis voor een kunstheup. Ze is een vriendin van me.' Terwijl hij praatte kwam er een vrouw naar ons toe. Ze was enorm dik, en ze had een borstelige kin en dun haar. Will deed het portier open en ze boog zich met moeite naar voren.
'Diana, dit is Kit. Kit, Diana.'
Ik boog me over Will heen en gaf haar een hand. Ze drukte die stevig. Ze keek pienter uit haar ogen.
'U wilt wat over Lianne weten?' vroeg ze met een vreemd accent.
'Ja. Vriendelijk van u dat u me wilt helpen.'
'Wilt u niet even binnenkomen? Ik ben over een paar minuten bij u.'
'Ik kan beter eerst m'n auto laten wassen, denkt u niet?'
Daarop glimlachte ze tegen me. 'Welke beurt wilt u?'
Ik keek naar de verschillende wasbeurten, die met krijt op een groot bord voor de wasstraat waren geschreven. 'Ik neem de superieur.'
Voor het eerst keek Will me met een goedkeurende blik aan.
'Dat is dan twaalf pond vijftig.'
Ik gaf haar het geld, dat ze netjes wegstopte in een zak in haar rok. Daarna kwam ze overeind en wenkte me dat ik de enorme deuren moest binnenrijden.
'Raampjes dicht,' beval ze.
'Blijf je in de auto?' vroeg ik aan Will.
'Daar ziet het wel naar uit.'
Ik reed voorzichtig de deuren door en meteen was ik in een andere wereld, donker, nat en bedrijvig. Harde waterstralen bestookten ons uit alle richtingen en een man of zes met rubber laarzen en rubber handschoenen leunden over de auto en boenden hem met lange borstels. Ik keek naar hen door de schuimende raampjes. De man die over mijn motorkap hing had een walrussnor en droevige rimpels in zijn magere gezicht met Slavische jukbeenderen. De jongen aan Wills kant leek een jaar of zeventien, pikzwart, heel lang en dun, oogverblindend mooi met blauwzwarte ogen. Hij zag eruit als een filmster. Door mijn raampje zag ik een oudere man, Chinees misschien, die heel ijverig aan het poetsen was. Toen hij me aankeek, glimlachte hij door het stromende water heen.
'Wat is dit voor plek?'
'Een autowasserette.'
'Dank je,' zei ik sarcastisch. 'Waar komen al die mensen vandaan, bedoel ik?'
Will keek me even van opzij aan. 'Voor het merendeel vluchtelingen. Ze werken hier een tijdje, zonder dat er iets wordt gevraagd. Handje contantje.'
'En meisjes als Lianne.'
'Soms stuur ik de kinderen hierheen. Het is ongevaarlijk werk. Het verdient best aardig. Zo blijven ze van de straat en verdienen ze geld, totdat ze misschien iets anders vinden.'
Een man in een geel regenjack wenkte me. Ik reed langzaam een nieuw stel waterstralen binnen: schoon water om de shampoo weg te spoelen. Er kwamen nog meer mannen aan, dit keer met poetsdoeken. Achter ons stond alweer een andere auto klaar.
'Ongelooflijk.'
Will keek vergenoegd, alsof hij het allemaal speciaal voor mij had geregeld.
'Dat met Doll laatst...' zei ik uiteindelijk. 'Dat spijt me.'
'Waarom?'
'Dat ik je ermee lastigviel, bedoel ik. Je kent me tenslotte nauwelijks. Maar ik kon even niets anders verzinnen.'
'Waarom heb je de politie niet gebeld?'
'Ik wilde hem niet in de problemen brengen. En eerlijk gezegd zat ik zelf ook een beetje in een lastig parket. Het is een lang verhaal. Veel te lang.'
Hij knikte, alsof hij het helemaal niet hoefde te horen. 'Je hebt er goed aan gedaan om me te bellen.'
'Is hij dan gevaarlijk?'
'Dat weet ik niet. Hij is...' Hij aarzelde even. 'Hij is erg ongelukkig,' zei hij toen.
Weer wenkte iemand me, deze keer naar een klein vak voor ons.
'We moeten eruit,' zei Will. 'Ze gaan 'm nu van binnen schoonmaken. Maar hij komt geheid terug.'
'Doll?'
'Hij is verliefd op je. Hij denkt dat jij hem begrijpt.'
'O.' Ik wist niet wat ik daarop moest zeggen.
'En hij vindt je mooi,' zei hij, alsof dat een goeie grap was.
Ik stapte uit en wachtte op Will. Meteen stapten vier mannen de auto in met dweilen en emmers, een met een kwast om in alle hoekjes en gaatjes te kunnen, en een met een professionele stofzuiger. Diana kwam aanlopen met twee kopjes koffie. 'Dit is Gonzalo,' zei ze, wijzend. 'Hij ging met Lianne om toen ze hier werkte.'
Hij had sluik, zwart haar, een olijfkleurige huid, een dodelijk verlegen glimlach en hij gaf me een zacht, slap handje.
'Hallo,' zei ik, waarop hij zijn hoofd abrupt naar beneden deed. Hij droeg een roze Bart Simpson T-shirt. 'Dus jij kende Lianne?'
'Lianne. Ja. Lianne.'
'Was je bevriend met haar?'
'Bevriend?' Hij had een zwaar accent. Ik kon niet zien of hij iets begreep van wat ik tegen hem zei.
'Was je bevriend met Lianne?' herhaalde ik. Hij keek me fronsend aan. 'Waar kom je vandaan, Gonzalo?'
Zijn gezicht klaarde op. Hij klopte zichzelf op de borst. 'Colombia. Mooi.'
'Ik spreek geen Spaans.' Ik draaide me naar Will om. 'Spreek jij Spaans?'
'Nee. Maar Lianne ook niet, wed ik. Gonzalo, was Lianne gelukkig?'
'Gelukkig?' Hij schudde zijn hoofd. 'Niet gelukkig.'
'Verdrietig?'
'Verdrietig, ja, en dit.' Hij deed zijn hand dramatisch voor zijn mond.
'Bang?' vroeg ik.
'Boos?' opperde Will.
'De kluts kwijt,' zei Diana. Ze duwde me een mok koffie in mijn hand en ik nam een slokje. Hij was bitter en lauw. 'Je ziet het aan hun ogen. Sommige mensen hebben ze niet meer allemaal op een rijtje. Je komt dat hier vaak tegen.' Ze bewoog haar massieve, stoppelige kin met een rukje in de richting van de mannen, die als bijen om de auto's heen zwermden.
'En dat zag je ook in Liannes ogen?'
Ze haalde haar schouders op. 'Ik heb haar nauwelijks gesproken. Ze was er als ik niet werkte. Ze maakte wel een beetje een afwezige indruk. Ze hield zich afzijdig. Vond jij dat ook?' vroeg ze aan Will.
'Zou kunnen,' zei hij voorzichtig. Ik had nog nooit iemand meegemaakt die zo onwillig was om uitspraken te doen.
'Nou ja, ook wel logisch, toch? Maar ze was wel eerlijk, dat moet ik haar nageven. Ze heeft nooit gepikt, voor zover ik heb kunnen nagaan.'
Ik bestudeerde hen aandachtig, de dikke vrouw en de norse man. Gonzalo wipte van de ene voet op de andere.
'Dank je,' zei ik tegen hem.
Hij wierp me zijn verlegen glimlach toe en maakte zich uit de voeten. Mijn auto glom vanbinnen en vanbuiten. De man met de walrussnor deed een laatste inspectie.
'En jij ook bedankt,' zei ik tegen Diana. 'Erg aardig van je.'
Ze haalde haar schouders op. 'Je bent een vriendin van Will, hè.'
Daar was ik niet zo zeker van. Ik keek naar Will. 'Heb je zin om wat te gaan drinken?'
Dat leek hem een beetje in de war te brengen. 'Is goed,' zei hij, alsof hij te laat was om een smoes te bedenken. 'Rij maar achter me aan. Ik weet hier in de buurt een tentje.'
Ik gooide wat geld in de fooienpot en daarna reden we in konvooi in onze glanzende auto's over kleine straatjes langs de oude pakhuizen. Ik kende deze buurt niet. Dit was een stuk van Londen waar ik nog nooit was geweest.
We gingen naar een pub aan het kanaal. Aan de voorkant zag hij er nogal naargeestig en vervallen uit, maar aan de achterkant was een terras op het water, waar we met onze tomatensap gingen zitten. De lucht kreeg een vreemde, bruine kleur, windvlaagjes rimpelden over het zwarte, olieachtige water en er vielen een paar grote regendruppels.
'Bevalt het je?' zei Will dromerig.
'Wat? Het sap?'
'Het kanaal.'
'Het ziet er een beetje goor uit, vind ik.'
Hij nam een slokje. 'Ze gaan het schoonmaken. Heb je over het bouwproject gehoord?'
Ik keek naar het zwarte water. Het pakhuis aan de overkant had geen dak meer, alle ramen waren kapot, binnen lagen stapels verwrongen, roestige machines. Overal lag rommel en vreemdsoortig afval, waarvan ik niet hoefde te weten wat het was. 'Wie wil hier nou gaan bouwen?'
'Wat dacht jij ? Een paar honderd hectare grond op een toplocatie, pal in Londen? Over een paar jaar zie je hier alleen maar wijnlokalen, fitnessclubs en appartementen met privé-garages.'
'Is dat goed?'
Hij dronk zijn glas leeg. 'Het krijgt allure,' zei hij.
'Dat klinkt als een scheldwoord uit jouw mond. Zou het niet goed zijn voor die jongeren van jou? Het creëert allerlei baantjes voor ze.'
'Ik denk dat de meesten hier niet passen. En dan worden ze ergens anders heen gedreven en kunnen ze iemand anders gaan lastigvallen.' Ik huiverde en hij keek me aan. 'Heb je het koud?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Er liep iemand over mijn graf.'
Maar hij trok zijn jasje uit en legde het om mijn schouders en toen zijn handen me aanraakten, was ik even verrast door de opwinding die ik daardoor voelde.
21
'Ik kan het nog steeds niet geloven.'
'Nee,' zei ik, om maar wat te zeggen.
'Die dingen gebeuren toch niet? Niet met mensen die je kent. Ik kan er niet bij.' Ze schudde haar hoofd heen en weer, alsof ze het leeg wilde maken. 'Arme Philippa,' zei ze.
'Mmm.'
'En Jeremy. En die arme, arme Emily. Hoe moet het nou met Emily? Wat vreselijk. Wie doet er nou zoiets vreselijks?'
Het was niet echt een vraag, dus gaf ik geen antwoord. Ik nam een slokje van de koffie die ze voor me had gezet en wachtte. Tess Jarrett zag eruit als een kleine, glanzende kastanje. Ze zat met haar knieën opgetrokken in de grote leunstoel in de serre van haar chique huis, klein en rond, maar niet plomp. Ze had een dikke bos glanzende bruine krullen, gespikkelde bruine ogen, een honingkleurige huid die glansde van gezondheid en weelde, ronde, bruine armen, een kleine mond, volmaakte witte tanden, parelmoeren nagels aan haar kleine handen en haar elegante, in sandalen gestoken tenen. Ze was Philippa's beste vriendin, zei ze. Haar aller, allerbeste vriendin. Ze glom van ontzetting en opwinding.
'We waren onafscheidelijk,' zei ze. 'Helemaal toen Emily en Lara waren geboren. Ze zijn bijna precies even oud, hè, en we zijn allebei gestopt met werken, dus we waren heel vaak bij elkaar. Dat was heel gezellig.' Ik kon me Tess moeilijk als moeder voorstellen. Ze was tweeëndertig, maar ze zag er zo jong en meisjesachtig uit, alsof ze elk moment haar duim in haar mond kon stoppen.
'Hoe lang kenden jullie elkaar al?'
'We zaten samen in de vierde van de middelbare school.' Haar ogen werden groter. 'Dan ken ik haar al mijn halve leven. Of kende, dus. Ik kan er maar niet aan wennen.'
'Dat is ook moeilijk,' gaf ik toe.
'Nadat we allebei getrouwd waren, woonden we dus ook nog eens vlak bij elkaar. Hampstead en Belsize Park is tien minuten lopen van elkaar. We zagen elkaar drie of vier keer per week. We gingen altijd samen winkelen.' Ze frunnikte aan de plooien van haar pastelkleurige katoenen jurk. 'Deze hebben we twee weken geleden samen gekocht, voor als Rick en ik met de kinderen naar Griekenland gaan. En Rick en Jeremy kunnen ook goed met elkaar opschieten. Arme Jeremy.' Ze zuchtte diep.
'Tess,' zei ik in de stilte die erop volgde, 'soms komen we achter de identiteit van de moordenaar als we weten wie zijn slachtoffer was. Daarom ben ik hier.'
Ze knikte. Haar gezicht kreeg een tragische uitdrukking. 'Ja,' zei ze zachtjes. 'Dat weet ik.'
'Ik hoef niet te weten wat ze het laatst heeft gedaan of dat soort dingen. Dat is politiewerk. Het gaat mij meer om haar gemoedstoestand, hoe haar leven in elkaar zat. En soms weten vrienden meer dan familie.'
'Ik wist alles van Philippa,' zei ze nadrukkelijk. 'We hadden geen geheimen voor elkaar. Ik heb haar bijvoorbeeld verteld,' en hier ging ze zachter praten en boog zich naar voren, 'dat ik kort na de geboorte van Lara problemen had met Rick. Mannen vinden het vaak moeilijk als hun vrouw net is bevallen, toch? Ze krijgen niet meer zo veel aandacht. Je bent doodmoe, omdat je er 's nachts uit moet om te voeden en zo. Ik denk eigenlijk dat ze jaloers zijn. Mannen zijn zelf net kinderen, toch? Maar waar had ik het ook alweer over? O ja, dus Rick werd heel humeurig en nogal veeleisend, je begrijpt me wel, maar ik wou niet — nou ja, ik heb dat aan Philippa verteld. En dat hielp, alleen door erover te praten. Ze kon heel goed luisteren. Ze was geen kwebbel, zoals ik.' Ze lachte meisjesachtig en ik deed even mee voor de beleefdheid. 'Ik denk wel eens,' ging ze verder, 'dat we daarom zulke dikke vriendinnen waren. Ik was de flapuit en zij was meer...' Ze zweeg en keek me fronsend aan.
'Ja?' Ik wilde niet dat Tess stopte met praten, nu ze eindelijk bij Philippa was aangeland.
'Meer iemand die overal een beetje buiten staat, als je begrijpt wat ik bedoel. Terwijl ik er middenin zit.'
'Was dat haar eigen keuze, denk je? Om erbuiten te staan?'
'O, zeker, ze was erg gelukkig. Ik heb haar bijna nooit zien huilen. Is dat niet vreemd? Ik huil zo vaak. Ik zit te snotteren bij Dombo en bij Bambi als ik die samen met Lara kijk, eigenlijk wel bij elke film die een beetje sentimenteel is, en ik huil bij het journaal als ze hongerende kindertjes laten zien en als Lara huilt, huil ik soms mee, ook al huilt ze omdat ik boos op haar was, en dan zitten we als twee baby's te brullen, en ik huil ook als ze iets voor het eerst doet: ik was in tranen toen ze voor het eerst "mama" zei. Ik kan er niets aan doen, stom, hè? Ik huil van geluk en ik huil van verdriet. Maar Philippa was heel anders. Toen ik haar pas kende, was ze al zo.'
'Wat niet wil zeggen dat ze gelukkig was,' zei ik terloops.
'Nee.' Ze strekte haar benen en wiebelde met haar tenen. 'Natuurlijk niet. Maar ze maakte altijd een stabiele indruk. Niet op en neer, zoals ik. Ik ben net als het weer: af en toe een bui. Ook toen ze nog jong was en vriendjes kreeg, werd ze nooit halsoverkop verliefd. Ze pakte het geduldig aan, zoiets. Ze keek de kat uit de boom. Maar goed, zo veel vriendjes had ze niet. Ze was heel rustig. Ze schreeuwde nooit tegen Emily, zoals ik tegen Lara, die kleine dondersteen. Ze was heel streng tegen haar, maar ze werd nooit driftig. "Hoe doe je dat toch?" vroeg ik dan. Vróeg ik. Ik kan er maar niet aan wennen.' Ze knipperde met haar bruine ogen en er rolde een traan over haar wangen, en daarna nog een. Ik gaf haar een papieren zakdoekje. 'Dank je. Sorry.'
'Hoe was haar relatie met Jeremy?'
'Tja, wat zal ik zeggen? Rick en ik, wij hebben soms ruzie en dan maken we het weer goed. Ruzies zijn bijna leuk, als je het aan het eind weer afzoent, toch? Maar zij had nooit ruzie met Jeremy. Ze waren heel hoffelijk tegen elkaar. Hij nam elke vrijdag een bos bloemen voor haar mee, zonder uitzondering. Lief, hè? Ik wou dat Rick dat deed. Ze hield het meest van gele rozen en lathyrus, hoewel je meestal geen lathyrus kan krijgen bij de bloemenwinkel, toch? Ze had groene vingers, heb je haar tuin gezien? Jeremy en Emily zijn weer thuis, geloof ik, ze logeerden eerst bij haar moeder. Ik moet ze gauw eens opzoeken. Maar goed, ze waren niet erg knuffelig met elkaar, maar misschien zaten ze gewoon zo in elkaar. Je weet nooit hoe andere mensen leven, toch? Ze waren dolblij toen Emily werd geboren. O, ik heb gelogen, ik heb Philippa wel zien huilen. Ik ben bij haar langsgegaan na de bevalling, de volgende dag al, geloof ik, in het ziekenhuis. Ik had een gigantische buik toen ik zwanger was van Lara, ik was net zo'n tuimelaartje, alleen als je mij omver had geduwd, was ik nooit meer overeind gekomen. Ik heb een enorme hekel aan ziekenhuizen, jij ook? Ik denk altijd dat ik doodga. Al die deprimerende groene muren. Philippa zat rechtop in bed en ze staarde naar dat kleine bundeltje in haar armen, en toen ik binnenkwam, keek ze op en de tranen stroomden over haar gezicht. Een gordijn van tranen. Ze zei: "Ze is zo mooi. Kijk eens hoe mooi ze is. Mijn eigen kleine meisje." Toen moest ik natuurlijk ook weer grienen en toen werd Emily wakker en begon te krijsen. Ze was dol op Emily. Daarom...' Ze zweeg abrupt.
'Ja?' zei ik voorzichtig.
'O, het heeft waarschijnlijk niets te betekenen.'
Ik wachtte. Ze wilde het me dolgraag vertellen.
'Soms denk ik dat ze een affaire had.'
'Mmm?' mompelde ik.
'Ik weet niet waarom, en misschien zou ik het niet moeten zeggen, maar ik merkte iets aan haar gedrag. En ze was overdag vaak weg. Volgens mij hebben vrouwen daar een zesde zintuig voor. Ik zou het niet in m'n hoofd halen om dat aan iemand te vertellen, waarschijnlijk is het niet waar, maar ik weet zeker dat er zoiets aan de hand was.'
'Weet je ook met wie ze een affaire gehad zou kunnen hebben?'
'Nee. Dat konden er zoveel zijn. Ze is namelijk heel aantrekkelijk. Was. Slank en blond, de bofkont. De mannen zouden in de rij staan. Zelfs Rick. Dat meen ik natuurlijk niet serieus, maar je weet hoe mannen zijn als de eerste hartstocht met hun vrouw voorbij is en ze gesetteld zijn en hun leven een beetje een sleur is geworden, iedereen heeft dat, denk ik, en Rick heeft trouwens altijd een zwak voor Philippa gehad. Maar begrijp me niet verkeerd, ik zeg absoluut niet dat hij het was, god, dat zou ik toch hebben geweten, dat vóelt een vrouw, en ik zou Rick vermoorden als hij zoiets deed, en Philippa was natuurlijk mijn boezemvriendin...' Ze stopte en keek me met een nogal verwilderde blik aan, alsof ze zichzelf had vastgepraat. 'Ik bedoel gewoon dat ze veel mannen kende, mannen van vriendinnen, mannen die in dezelfde kringen verkeerden als zij. Maar ik verdenk niet één bepaald iemand, ik denk alleen dat er in de laatste weken van haar leven iets aan de hand was.'
'Iets?'
'Mmm, misschien moet ik "iemand" zeggen. Ze was er met haar gedachten niet bij. Ze had zo'n opgewonden, geheimzinnige blik over zich. Ze kwam een paar keer niet opdagen toen we hadden afgesproken, dat was niets voor haar, en daarna kwam ze met een armzalige smoes aanzetten. Ze was nerveus, zoiets. Er niet helemaal bij met haar gedachten. Ze was verliefd, dat weet ik zeker.'
Een halfuur later ging ik bij Tess weg. Het was twaalf uur 's middags. Ik voelde me uitgeput. Vóór Tess had ik Philippa's man en haar moeder voor de tweede keer bezocht, in Jeremy's huis. Jeremy was teruggegaan naar zijn eigen huis, dat een beetje kleiner en nieuwer was dan dat van Pam Vere. De diepe, smalle tuin had een boomgaard achterin. Aan een van de appelbomen hing een schommel. Ze waren minder open over Philippa geweest dan Tess. Ik geloofde niet dat ze iets achterhielden, maar ze leken me van nature nogal zwijgzaam. Hij was in de war en intens bedroefd. Zij maakte een verdwaasde en wezenloze indruk.
Er stonden twee boodschappen op mijn mobieltje. De ene was van Poppy, die vroeg waarom ik al zo lang niets van me had laten horen. De andere was van Will. 'Bel me alsjeblieft,' was de korte mededeling.
'Ja?' blafte hij in de telefoon, toen ik hem belde.
'Met Kit.'
'Wacht even.' Ik hoorde dat hij iemand instructies gaf. 'Kit? Kan je vanavond om een uur of half zeven hier zijn?'
'Waarom?'
'Er komen een paar mensen met je praten.'
'Die Lianne hebben gekend?'
'Waarom zouden ze anders met je komen praten?'
Ik wilde iets snibbigs zeggen, maar hield me in. 'Dat haal ik wel, denk ik.'
'Tot dan.' Hij had opgehangen. Hij leek wel een man met een zwerm bijen in zijn hoofd.
22
Ik belde aan en een jongeman met rastahaar en een tatoeage van een lieveheersbeestje op zijn onderarm deed de deur open. Ik nam aan dat hij een van de bewoners was, maar hij bleek een vrijwillige medewerker te zijn en stelde zich voor als Greg. Anders dan de vorige keer dat ik in het opvanghuis was, heerste er nu een drukte van belang. Een kluitje tieners stond in de hal te roken. Door een open deur zag ik een spelletjeskamer, waar luidruchtig werd gebiljart. Van boven klonk geroezemoes. Greg liep met me door de hal naar Wills kamer en duwde de deur zonder te kloppen open.
'Hoi,' zei ik tegen Will. 'Aardig van je. Bedankt.'
'Bedank die mensen maar. Ze wachten op je in een kamer boven. Zal ik je voorgaan?'
'Hoeveel zijn het er?'
'Vijf, geloof ik, tenzij er een paar zijn weggelopen. Die kans is aanwezig.'
Het was warm en rokerig in de kamer. Er stond een gokautomaat in de hoek en twee jongens stonden er lusteloos bij in een mist van sigarettenrook. De ene had een kaalgeschoren hoofd waar een wit litteken overheen liep, en de andere was klein en gedrongen en nogal harig. Ze keken op toen ik binnenkwam, maar begroetten me niet. Verder waren er drie meisjes, of jonge vrouwen. Ze zaten in de twee leunstoelen en op de grond. Het supermooie meisje dat ik had gezien toen ik Will voor het eerst ontmoette was erbij. Ze keek op en fronste even. Ze had volle, zwarte wenkbrauwen en spookachtige groene ogen.
'Hallo,' zei ik, terwijl ik de kamer in liep. 'Ik ben Kit.'
Niemand zei wat. Ik ging het kringetje rond om hen een hand te geven, maar besefte bijna meteen dat dat een vergissing was, alleen moest ik het nu afmaken. De meesten voelden zich opgelaten, hun handen waren slap en zweterig in de snikhete kamer.
'Heel fijn dat jullie zijn gekomen.' Ik ging op de grond zitten en haalde een pakje sigaretten uit mijn zak, dat ik hun voorhield. Daar reageerden ze onmiddellijk op. Iedereen pakte een sigaret, al hadden ze er al een in hun hand. 'Ik zou graag willen weten hoe jullie heten.'
'Spike,' zei de jongen met het kaalgeschoren hoofd bij de gokautomaat. De anderen begonnen te giechelen. Ik begreep niet waarom.
'Laurie.' Dat was de harige.
'Carla,' fluisterde het zwarte meisje rechts van me.
'Catrina.' Catrina had akelig veel puistjes en een prachtige bos rood haar.
'Sylvia.' Dat was het meisje met de groene ogen. Ze lachte veelbetekenend. 'Zo noem ik mezelf dus.'
'Ik zal het proberen te onthouden. Jullie hebben waarschijnlijk al van Will gehoord waarom ik hier ben. Ik wil zoveel mogelijk over Lianne te weten komen, want hoe meer we weten, hoe groter de kans dat we haar moordenaar vinden. Als we bijvoorbeeld weten waar ze vandaan kwam, hoe ze werkelijk heette, wat haar achtergrond was, dan zijn we al een heel eind.' Er viel een doodse stilte. 'Maar afgezien daarvan,' ging ik verder, 'wil ik gewoon weten wat voor iemand ze was. Hoe ze deed en zo.'
'Will zei dat je oké was,' zei Spike. Hij sprak die zin als een vraag uit.
'Hij bedoelt dat je niet meteen naar de politie rent met de dingen die wij je vertellen,' voegde Sylvia eraan toe. 'Maar we vertellen toch niks. Die andere hebben we ook niks gezegd.'
'Welke andere?'
'Jij bent niet de eerste.'
'Heeft de politie al met jullie gepraat?'
Sylvia haalde haar schouders op en er viel een schutterige stilte, die alleen werd verbroken door het gesis van een lucifer die Spike afstak.
'Nou ja,' zei ik na een tijdje. 'Ik vertel niks door dat niet met Lianne te maken heeft. Oké?' Ze bromden iets goedkeurends in koor. 'Hoe lang is ze hier geweest, weten jullie dat? In deze buurt, bedoel ik.'
'Will zei zo'n vijf maanden,' zei Spike. Ik wilde dat Will me dat had verteld.
'Wie van jullie heeft haar het laatst gezien, denk je?'
'Ik.' Carla keek me niet aan. Ze praatte tegen haar ineengevouwen handen.
'Wat hebben jullie samen gedaan?'
'We hebben gewoon wat rondgelopen, naar etalages gekeken. We praatten erover wat we gingen kopen als we het geld hadden. Kleren en lekker eten en zo. Cd's. Maar we hadden geen geld, hè. Tenminste, als Lianne...'
'Ja?'
'Ze kon heel goed zakkenrollen,' kwam Laurie er bewonderend tussen. 'Ze kon in elke tas komen. Zij en Daisy kamden samen de metrostations af. Het was een link stel. De ene botste tegen iemand aan en de ander rolde dan z'n portefeuille.'
'Cool,' zei Spike.
'Daisy Gill?' vroeg ik.
'Ja, die zichzelf van kant heeft gemaakt.'
'Waar kenden jullie elkaar van?' vroeg ik aan Sylvia.
'Van hier. Ze was eigenlijk heel verlegen. Of, nou ja...' Ze trok haar neusje op en deed haar blonde haar heel nuffig achter haar oren. 'Ze zei nooit veel. Ze praatte nooit over zichzelf, als je daar soms op uit bent. Ze heeft nooit verteld waar ze vandaan kwam. Maar het was vast ergens in Londen. Ze kende Londen heel goed.'
'Ze zat vast al jaren in tehuizen.' Dat was Catrina.
'Waarom denk je dat?'
'Dat kan je merken. Ik heb haar maar één keer ontmoet. Hier, net als Sylvia, een paar maanden geleden. We gingen tennissen, maar ze kon er geen reet van en ze rende weg toen een van de anderen haar daarmee pestte. Maar als iemand in een tehuis heeft gezeten, merk je dat meteen.'
'Je ruikt het,' grinnikte Spike.
'Doe niet zo lullig,' beet Sylvia hem toe. 'Wat een stomme opmerking.'
Hij gaf haar een knipoog. 'Relax, jij stinkt niet, Sylvia. Jij ruikt heerlijk.'
'Maar goed, ik weet zeker dat ze in een tehuis zat, omdat ze me een keer vertelde over zo'n tehuis,' zei Sylvia, die niet op hem reageerde. 'Ze wou graag dat haar vriendin met de kerst bij haar op de kamer sliep. Ze sliepen toch al in aangrenzende kamers, dus het stelde niks voor, maar het mocht niet van de staf. Zo gaat het daar nou altijd. Er mag niks. Ze zeiden dat niemand samen op een kamer mocht slapen. Dat was tegen de regels. Dus Lianne vertelde dat zij en haar vriendin zich in haar kamer hadden opgesloten en dat ze niet naar buiten wilden komen, en de volgende dag mochten ze toen voor straf niet mee-eten met het kerstdiner. Of ze kregen geen Christmas crackers of zoiets. Maar ze was toch blij dat ze het had gedaan, zei ze, gewoon om iets te doen. Ze heeft niet verteld waar dat tehuis was. Ze liet eigenlijk niets los.'
'En je hebt het niet gevraagd.'
'Iemands privé-leven gaat je niks aan.'
'Ik weet dat ze soms in het park sliep. Dat was beter dan die pokkepensions hier in de buurt, zei ze.'
'Had ze in veel tehuizen gezeten?' vroeg ik.
'Ik denk van wel,' zei Sylvia. 'Net als de meesten van onze leeftijd.' Ze kreeg bijna een zelfvoldane uitdrukking op haar mooie gezicht toen ze dat zei, maar ze wist het in de plooi te houden. 'Als ze was weggelopen, zat ze geheid in een tehuis.'
'Neem mij nou.' Ik draaide me om naar Catrina's zachte, monotone stem. 'Ik heb in twaalf pleeggezinnen en acht tehuizen gezeten.'
'Ik heb bijna twee jaar bij een pleeggezin gewoond,' zei Laurie treurig. Zijn gezicht was rond en jong achter al dat haar. Hij leek me niet ouder dan veertien.
'Ja? Wat had je dan verkeerd gedaan?' vroeg Catrina.
'Ze gingen verhuizen, buiten de stad. Er was geen ruimte in hun nieuwe huis, zeiden ze. Het leek me een goeie plek, met een tuin en zo. Dicht bij zee.' Er klonk geen zelfmedelijden door in zijn stem. Hij zei het heel neutraal.
'Kunnen jullie me iets vertellen over Liannes seksuele relaties?' vroeg ik aarzelend. Het bleef stil. Spike drukte heftig zijn sigaret uit. 'Ik vraag het omdat het misschien kan helpen. Was ze misbruikt bijvoorbeeld?'
'Waarschijnlijk wel,' zei Sylvia nonchalant.
Spike rammelde luidruchtig aan de hendel van de gokautomaat. Hij had een akelig spottende uitdrukking op zijn gezicht.
Ik dacht dat hij uit alle macht probeerde niet te gaan huilen.
'Waarom zeg je dat?'
'Nou ja, als ze zo lang in tehuizen heeft gezeten...'
'Kinderen die lange tijd in tehuizen hebben gezeten zijn seksueel misbruikt, bedoel je?'
'Ik ben 't zat,' zei Spike. 'Ik ga pleite.' Maar hij bleef staan.
Ik keek naar hem. Zijn bleke gezicht was rood geworden. Er zaten rode vlekken op zijn wangen. 'Dus je denkt dat ze seksueel was misbruikt.'
'Nou ja, niet perse seksueel,' zei Catrina. 'Maar je komt er niet onbeschadigd uit, als je begrijpt wat ik bedoel. Je bent al heel snel geen kind meer.'
'Je vertrouwt niemand,' zei Laurie instemmend. Hij ging eindelijk tussen de meisjes in zitten, terwijl Spike bij de deur bleef staan. Ik haalde het pakje sigaretten weer te voorschijn en hij liep naar me toe om er een te pakken. Maar zitten ging hij niet.
'Had ze wel eens een vriendje?'
Ze keken elkaar aan.
'Niks van gemerkt,' zei Sylvia. 'En ze vertelde er nooit wat over. Een heleboel mensen zeggen het wel, toch? Die scheppen daar graag over op. Maar Lianne had het daar nooit over. Maar goed, niemand van ons was dik met haar, hoor.' Weer keek ze de groep rond en ze schudden hun hoofd. 'Je zag haar hier gewoon af en toe.'
'Ze was dik met Daisy,' zei Carla. 'Ze lakten een keer eikaars nagels, weet ik nog. Ik kwam Liannes kamer binnen en ze zaten te giechelen en eikaars teennagels te lakken. Elke nagel in een andere kleur. Dat was leuk,' zei ze een beetje melancholiek. 'Lianne giechelde bijna nooit. Ze zeiden dat ze gingen sparen van het geld dat Lianne had gepikt en dat ze samen een restaurant zouden beginnen.'
Ze vielen allemaal stil, terwijl ze aan de twee meisjes dachten, die nu allebei dood waren. Plotseling zagen ze er jong en weerloos uit. Zelfs Spike, die nog steeds stond, met zijn sigaret bungelend aan zijn onderlip en zijn handen in zijn zakken, leek even de kluts kwijt te zijn. Ik bleef doodstil zitten, omdat ik dit moment niet wilde verstoren.
'Ze heeft me een keer gezoend,' zei Laurie, die vuurrood werd. '"Vergeet het maar," zei ik.' Hij stopte abrupt. Carla pakte zijn hand en legde die met een verrassend aandoenlijk en moederlijk gebaar in haar schoot. 'Nou ja, ik vertelde haar, ik weet niet waarom, misschien omdat ik die week een gesprek had gehad met de hulpverleners dus, dat ik had gehoord dat er nog steeds geen pleeggezin voor mij gevonden was, dus ik voelde me gewoon ontzettend kut die dag, dus, heel alleen of zo, dat heb je wel 's, en zij zat daar beneden, waar het biljart staat, ze zat daar wat te niksen, en er was verder niemand, en ineens begint ze me te zoenen, ze pakt m'n gezicht vast en zoent me.' Hij kreeg tranen in zijn ogen. Carla gaf klopjes op zijn hand.
'Ik hoorde haar een keer huilen,' zei Spike plotseling, met schorre stem. Terwijl hij dat zei, ging hij nog dichter bij de deur staan, alsof hij er elk moment vandoor kon gaan. Niemand zei iets. 'Ik kende haar pas één dag. We hadden een knetterende ruzie, omdat ze m'n radio had gepikt en zei dat die van haar was. Ze jatte als de raven, die meid. Het was overdag, niemand in de buurt, en ik kwam terug van een klusje.' Hij wierp me een heimelijke blik toe en ging verder: 'Nou goed, ik hoorde een geluid boven. Eerst wist ik niet wat het was. Het klonk zo raar. Alsof er een kat werd gemarteld of zo. Ik sloop de trap op en het kwam uit haar kamer. Ze was zo'n beetje aan het miauwen en jammeren, net als een kat. Ik ben heel lang blijven staan, maar ze hield niet op. Ze ging maar door, ze huilde en huilde, alsof haar hart brak.'
'Ben je naar binnen gegaan?' vroeg ik.
Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Ik wou haar niet voor schut zetten,' zei hij.
Ik stak mijn hoofd om de deur van Wills kamer. Hij staarde naar zijn computerscherm, maar zijn handen lagen werkeloos op het bureau.
'Aan het overwerken?' Ik leunde tegen de muur. Mijn benen waren slap en mijn hoofd bonsde van vermoeidheid.
'Wat? Ja, zoiets.'
'Mag ik je iets vragen?'
'Mmm?'
'Zit er iemand thuis op je te wachten?'
'Nee.'
'Dacht ik al.' Ik keek naar hem. Zijn gezicht was als steen. Ik boog me voorover, pakte zijn gezicht met twee handen vast en gaf hem een zoen op zijn mond. Daarna draaide ik me om en liep de kamer uit. Hij bleef zitten.
23
Iedereen zou plezier in zijn werk moeten hebben. Een van de grootste geneugten in het leven is bezig zijn en voor de meeste mensen is werken de voornaamste bezigheid. Wat voor werk je ook doet, het moet leuk zijn, en op een bepaalde manier zijn mensen in staat om van de vreemdste dingen iets leuks te maken, en terecht. Ik zou dit vermogen om ergens vreugde uit te halen bijna als middel tegen depressie willen voorschrijven, tegen de verveling en angst in de meeste mensenlevens. Ik weet het, en ik voel het ook, maar soms lijkt het moeilijk te verdragen.
Toen ik twaalf was, ging ik naar de crematie van mijn grootmoeder. Toen we uit het crematorium kwamen, werden we naar de Tuin der Herinnering gebracht, een stukje gras met stijve heggen, dat gemakkelijk een miniatuurgolfbaan zou kunnen zijn. De grote mensen stonden wat ongemakkelijk bijeen en lazen de teksten op de kransen. Na een paar minuten liep ik weg. Ik weet nog dat ik twee dingen heb gezien. Het eerste was de rook uit de schoorsteen, waarvan ik me afvroeg of die van mijn grootmoeder kwam. Toen liep ik langs de zijkant naar het parkeerterrein voor de lijkwagens. Het was een warme lentedag en de begrafenisondernemers zaten op de motorkap van hun auto's. Sommigen van hen hadden hun jasje uitgedaan en hun mouwen opgestroopt. Ze rookten en praatten. Een paar lachten om een grap die ik niet kon verstaan, omdat ik te ver weg stond.
Het is stom, ik weet het, zelfs voor een twaalfjarige, maar op dat moment besefte ik dat die mannen helemaal niet zo verdrietig waren dat mijn oma dood was. Het kon ze eigenlijk niets schelen. Toen ik met mijn vader naar huis reed, vertelde ik hem boos wat ik had gezien en ik zei dat ze hun geld niet mochten krijgen omdat ze zo weinig respect hadden getoond. Mijn vader legde geduldig uit dat de begrafenisondernemers elke dag wel twee of drie begrafenissen hadden en dat ze niet om iedereen konden huilen. Waarom niet? vroeg ik. Het was toch hun werk om verdrietig te zijn?
Mijn vader kon me niet overtuigen. Ik besloot dan ook dat alleen ongelooflijk botte mensen begrafenisondernemer konden worden. Als je een goed en gevoelig mens was, zou je gek worden van al die sterfgevallen en al dat verdriet. Dus de mensen die dat soort werk deden, moesten per definitie psychopaten zijn, omdat ze met uitgestreken gezichten een kist droegen en dan snel naar huis gingen en tv-keken en met hun kinderen speelden, en zeiden dat het die dag leuk was geweest op hun werk.
Met de jaren had ik natuurlijk geleerd dat je de chirurg die de niet goed functionerende hartklep van je baby opereert niet hebt uitgekozen omdat hij net zo bezorgd is als jij, maar omdat hij de beste in zijn vak is, ook al is hij een dikdoener met een strikje, die alleen bezig is met zijn reputatie en hoe hij zo snel mogelijk op de golfbaan kan komen.
Dus wat verwachtte ik van Oban en Furth en de rest van de mannen, en het handjevol vrouwen, in pakken? Ze trokken de vereiste sombere gezichten en spraken soortgelijke taal wanneer de camera's op hen gericht waren. Ze waren er kapot van, totaal kapot. Het was een afgrijselijke zaak, alle betrokkenen waren diep geschokt. Maar in werkelijkheid genoten ze volop. Neem hoofdinspecteur Oban. Hij liep niet echt te juichen, maar hij had een verende pas gekregen. Dat was begrijpelijk. Hij was met een duistere, uitzichtloze moordzaak opgezadeld, waar niemand trek in had. Niemand besteedde er ook maar enige aandacht aan, behalve op die momenten dat het verkeerd ging. Zoals nu. Nu was het ineens de moordzaak van het jaar geworden en wilde iedereen plotseling bij hem in de gunst komen, net als in Assepoester.
Toen ik hem de volgende ochtend, na mijn bezoek aan Kersey Town opzocht, leek het wel alsof ik bij de premier op audiëntie ging. Hij knikte me vriendelijk toe. 'Heb je haast?' vroeg hij.
'Niet speciaal,' zei ik.
'Goed,' zei hij. 'Dan kunnen we onderweg praten.'
Dat was niet eenvoudig. Hij was altijd aan het telefoneren, moest altijd naar een vergadering. Hij was altijd een paar minuten te laat om te laten zien dat hij de grote baas was. Het was net of je met iemand praatte die in een vertrekkende trein zat. Ik begon hem te vertellen dat ik gesproken had met bekenden van Lianne, maar hij onderbrak me al snel. 'Moet ik dit weten, Kit?'
'Luister, Oban...'
'Zeg maar Dan,' zei hij nadrukkelijk.
'De achtergrond van de slachtoffers, daar gaat het om.'
Hij bleef even staan en slaakte een grommende zucht, om zijn twijfels uit te drukken.
'Ik weet het niet zo, Kit. Tenzij ik iets specifieks ontdek, moeten we ons houden aan wat ik op de persconferentie heb gezegd. We moeten ervan uitgaan dat we hier met een opportunistische moordenaar te maken hebben. Heb je met Seb gesproken? Die is het met die theorie eens.'
'Nee, ik heb hem niet gesproken.' Ik was hem zelfs uit de weg gegaan. Dat was een van de redenen dat ik Poppy de laatste dagen niet had teruggebeld: ik had geen zin om Seb aan de lijn te krijgen.
'We zien hem straks. Dan kun je dit met hem bespreken.'
'Dat is niet nodig.'
'En ik wil niet dat jullie elkaar als rivalen zien.'
'We zijn geen rivalen.'
'Heb je trouwens met iemand gepraat over onze meneer Doll, Kit?'
'Nee,' zei ik. 'Met wie zou ik dat moeten doen?' Er schoot me ineens iets te binnen. 'Hij kwam me thuis opzoeken.'
Oban gromde wat. 'Kijk maar uit.'
'Dus Julie weet van zijn bestaan.'
'Duidelijk,' zei Oban met een twinkeling in zijn ogen.
'O, en ik heb het over hem gehad met Will Pavic. Maar die kende hem al.'
'Die Pavic weer?' Oban gromde weer. 'Je gaat met vreemde lui om. Die vent zit voortdurend op het randje.'
'Dat hoor ik vaker.'
Oban kreeg een ernstige uitdrukking op zijn gezicht. 'Nee, ik meen het, Kit. Pavic heeft een heleboel mensen hier tegen zich in het harnas gejaagd. De hulpverleners kunnen hem wel schieten. Ik geloof dat er een paar journalisten achter hem aan zitten.'
'Waarom in godsnaam?' zei ik. 'Ik begrijp dat hij niet bepaald makkelijk in de omgang is, maar zijn bedoelingen zijn goed.'
'O ja?' zei Oban weifelend. 'Dat is niet iedereen met je eens. Er gaan geruchten, méér dan geruchten, dat er in dat opvanghuis van hem in drugs wordt gehandeld. Sommigen zeggen dat hij dat door de vingers ziet, maar anderen beweren dat hij er een percentage van opstrijkt. Als hij één verkeerde zet doet, is hij de klos, dat kan ik je verzekeren. Maar goed, daar had ik het niet over. Ik ben door een aantal journalisten gebeld over Micky Doll.'
'Waarom?'
'Om dingen te vragen. Is het waar dat hij verhoord is in verband met de moorden? Wordt hij misschien in staat van beschuldiging gesteld? Waarom hebben we hem vrijgelaten?'
'Hoe weten ze van zijn bestaan af?'
'Dit bureau is verdomme net een persagentschap. Als iemand hier een scheet laat, wordt dat meteen doorgebeld aan de Mail.'
'Wat heb je verteld?'
'Niet meer dan nodig is. Als jij erover gebeld wordt, verwijs ze dan maar naar mij. Ah, daar heb je 'm.'
Ik verwachtte al half Michael Doll te zien, maar hij doelde op Seb, de favoriete psychiater van de media, Poppy's echtgenoot, mijn soort van vriend. Hij zag eruit alsof hij in het journaal van één uur moest verschijnen. Hij droeg een keurig geperste zwarte broek, laarzen en een tamelijk opzienbarend zwartleren jasje over een glanzend wit overhemd. Zijn haar zat bestudeerd slordig en hij had de erbij passende baard van twee dagen. Hij liep naar voren, zoende me op beide wangen en daarna drukte hij me even tegen zich aan. 'Kit,' zei hij. 'Wat fantastisch! Dat we samen aan dezelfde zaak werken, bedoel ik.'
'Geweldig,' zei ik, verstrikt in zijn omhelzing, waar ik niet blij mee was. 'Hoe is het met Poppy?'
'Wat? O, prima, alles kits. Je kent Poppy.' Hij lachte even en knipoogde naar Oban. 'Kit en ik kennen elkaar al jaren.'
'Dat blijkt.'
'Ze is heel dik met m'n vrouw. Dus dit is een soort familie-onderonsje.'
'Dus je kent Julie ook?' vroeg Oban.
'Julie?' Seb fronste zijn wenkbrauwen. 'Ken ik Julie, Kit?'
'Ik hoop niet dat ik een blunder heb begaan,' zei Oban snaaks.
'Nee,' zei ik snel, terwijl ik voelde dat ik vuurrood werd. 'Hé, ik wil al steeds uitleggen...'
'Laat maar zitten. We hebben dingen te bespreken. Momentje.' Zijn mobiele telefoon ging weer over.
'Oban heeft me verteld hoe jij de zaak ziet,' zei ik tegen Seb, terwijl we wachtten. 'Sommige theorieën kende ik al. Ik dacht dat ik je op de radio over de zaak had gehoord, maar de conclusie heb ik gemist, geloof ik. Ze moesten een plaatje draaien of zo.'
'O, dat,' zei hij verstrooid.
Oban stopte zijn mobieltje in zijn zak en mengde zich weer in het gesprek. 'We moeten de zaken onderling even goed afstemmen,' zei hij.
'Nou ja, ik ben natuurlijk heel blij dat Kit van de partij is.' Seb liet zijn bekende brede grijns zien en legde zijn hand even op mijn schouder. 'Ik heb altijd al willen zien dat ze een beetje ambitieuzer werd in haar werk. Maar ik denk dat we de pikorde even helder moeten krijgen. Twee afzonderlijke onderzoeken zijn samengebracht, en ik was adviseur bij zaak nummer één.'
'Maar de moord op Lianne is eerder gepleegd, Seb. Wil je zeggen dat de moord op Philippa Burton belangrijker is?'
'Ik bedoel dat het onderzoek nu een breder perspectief heeft gekregen. We hebben dus twee psychologische adviseurs en ik wil de zaak gewoon helder krijgen. De dingen formaliseren.'